Frits Schetsken: 'Het begint hier half heilig, in de 16de eeuw. Het linker huisje heet
dan Sinte-Gheertruyt, het aanpalende hoekpandje draagt de naam Ghulden
Boom, maar is wel reeds een herberg. In de eeuw daarop verschijnt op de hoek het
witgeschilderde terracotta Mariabeeld, dat je dient aan te
spreken als Onze-Lieve-Vrouw van Peis – Nederlandse toeristen mogen haar ook Mevrouw
van Vrede noemen. Een Madonnablauwe troonhemel in gedreven koper beschermt moeder en
kind tegen weer, wind en duiven.
De naam Heilig Huisken dateert van heel wat later, uit de Napoleontische periode.
Hier bevond zich namelijk de enige drankgelegenheid in deze omgeving waar je als
deugdzame huisvader kon binnengaan zonder schade aan je reputatie op te lopen. Dat had
alles te maken met de Lepelstraat, die hier langs de zijgevel uitmondt in de
Kloosterstraat. Je moet weten, dat we op deze plek niet zo ver verwijderd zijn van de
beruchte, maar intussen gesloopte, Antwerpse citadel, aangelegd in opdracht van de
Spaanse landvoogd Alva. En zo’n citadel, dat betekent ook een garnizoen met Spaanse
soldaten, ver van huis en vooral ver van señora’s en señorita’s. Etablissementen in de
Lepelstraat voorzagen in dat gemis en Constantijn Huygens, Nederlander met een
Antwerpse moeder, laat er dan ook niet toevallig zijn Trijntje Cornelis spelen, een
komedie in vijf bedrijven die hij tussen 20 september en 5 oktober 1653 heeft
neergepend.
Schippersvrouw Trijntje Cornelis gaat een wandeling maken door Antwerpen, terwijl
haar man zich bezighoudt met het afhandelen van de scheepslading. Ze verzeilt in de
Lepelstraat, waar een vrouw zich voordoet als haar verre Antwerpse nicht en haar
binnenlaat in haar huisje. Daar wordt Trijntje door wat in werkelijkheid de hoer Moij
is, dronken gevoerd. Ze wordt beroofd en door hoerenloper Francisco een eind verder
laveloos op een mesthoop gegooid. Daar gevonden, wordt Trijn terug naar haar schip
gebracht, waar ze enkel de scheepsjongen Kees vertelt wat haar is overkomen. Wanneer de
dag daarop Moij en Francisco een wandelingetje maken langs de Scheldekaai en door Trijn
van verre herkend worden, maakt Kees een praatje met het tweetal en zegt dat het schip
van Trijntje al vertrokken is. Hij nodigt hen aan boord van zijn schip, waar hij en
Trijn het tweetal een geduchte rammeling geven en in oude spullen terug de wal op
sturen.
Napoleon Bonaparte laat alle kroegen – in die tijd cabarets geheten – van een
classificatie voorzien via een nummer. Hoe hoger dat cijfer, hoe lager het allooi van
het etablissement. Het hoogste cijfer was twaalf, in het Frans douze. Sindsdien spreken
de Antwerpenaren van een kabardoesjke wanneer het om een louche uitgaansgelegenheid
gaat.
Ons Heilig Huisken wordt begin jaren 1970 overgenomen door drie vriendinnen uit
Hoboken, Maria, Maggy en Jacky. Zij nemen architect Carl De Ridder in de arm, die in
1974-’75 de traditionele bak- en zandstenen geveltjes een
restauratiebeurt geeft. Binnen ligt nog een zwart-witte tegenvloer en kom je zowel
volkse figuren uit de Sint-Andrieswijk tegen, als hipper volk. Schrik niet als er plots
enkele agenten binnenvallen, ook bij hen is dit een bekend adresje, zij komen hier als
klant.
' Erik Carnas: 'Helig huizeke werd in 1993 (niet begin jaren 70)overgenomen door
Maria,Jacky en Maggie (m'n zus die in 2015 overleden is)'
Français
English
  
|
