willekeurig
hitparade
plaats
soort
naam
element
stijl
architect
vroeger
main
(Ref:0001921)




Toon map op Google Maps

Sint-Doodkerk te HUY / HOEI
(Rue des Trois Ponts, 2)

Uw punten :
(Stem 1 indien u dit erg lelijk vindt, 10 voor iets bijzonder prachtig)





:
Klik op de kleine foto's om ze te vergroten, klik op de grote foto voor een maxi-formaat.

Frits Schetsken: 'Driebruggenstraat, dat voelt naar nattigheid. En jawel, ooit spoelde het riviertje de Hoyoux hier rond een eilandje en precies op die droge plek is een Merovingische sarcofaag ontdekt uit de 7de eeuw. Er moet hier een begraafplaats zijn geweest, waarbij ergens eind 8ste, begin 9de eeuw een eerste kerkje is gebouwd, dat in de romaanse periode vergroot is. Uit die bouwfase is een timpaan – zo’n driehoekig stukje boven in een gevel – van blauwe hardsteen bewaard, met daarop Christus, geflankeerd door Maria en de apostel Johannes. Die laatste geeft zijn naam aan de kerk, église Saint-Jean, Sint-Janskerk. Hoezo? De kerk heet toch Saint-Mort?

Om dat uit de doeken te doen, moeten we eerst een stuk verderop gaan kijken. Als je tegenover de kerkingang de Chaussée Saint-Mort kiest en dan even verder naar links de N698 volgt in de richting van Ohey, kom je na zo’n kilometer of vijftien bij het dorpje Haillot. En daar vraag je maar eens naar het gehucht Saint-Mort met zijn aan deze heilige gewijde kapel. Die staat op de plek waar de man gestorven is. Zijn wieg stond echter langs de Maas, in het dorp Antvalle, dat nu Andenelle heet, iets stroomafwaarts van Andenne. Er is geen vreugde bij de geboorte van de baby, want het kind blijkt dood te zijn. De moeder aanvaardt dat niet voetstoots, zij gaat met haar boreling naar de Sint-Janskerk in Huy, om daar een smeekbede tot de heilige Maagd Maria te richten. Dat heeft het verhoopte effect, de baby wordt alsnog levend en krijgt de naam Mort (Dooie), toepasselijk, doch niet echt carrièregericht. Kan het verbazing wekken, dat Mort voor een leven als kluizenaar kiest?

Mort vestigt zich in de bossen bij Haillot en als je nu de kapel waar je intussen voor staat even binnengaat, ontdek je daar een altaar met een opening erin. Daar zie je een megaliet liggen, die Mort efficiënt heeft benut, zowel als hoofdkussen als om op te zitten. Naast bidden steekt Mort de dorpelingen een handje toe bij het maken van houtskool. We spreken over begin achtste eeuw en in het nabije Andenne heeft Begga net een klooster gesticht. Begga is een dochter van Pepijn van Landen en diens vrouw Ida van Nijvel, haar zus is Gertrude van Nijvel, heilig worden is in die familie zowat een vanzelfsprekende zaak. Begga’s eigen zoon Pepijn van Herstal moet een strijd voeren en Begga belooft een klooster te stichten als hij wint. God ziet blijkbaar wat in zo’n bouwproject en Pepijn behaalt de zege, Begga maakt een omweg via Rome, ziet daar zeven basilieken en zal in Andenne in wat bescheidener formaat ook zeven kerken laten optrekken op haar uitgebreide domein. Bij het klooster hoort ook een kudde schapen en Mort blijkt voor de nonnen de ideale man om die onder zijn hoede te nemen.

Wanneer Morts ouders sterven, erft hij hun bezittingen. Maar die passen toch niet in zijn kluizenaarscel, dus deelt hij alles uit, iets wat hem veel sympathie bezorgt bij de lokale bevolking. Maar enkele struikrovers verdenken hem ervan, dat hij nog wat kleingeld heeft achtergehouden en op een sombere herfstnacht kloppen ze bij Mort aan en eisen zijn fortuin op. Er blijkt niks te halen, maar de schurken laten onze kluizenaar voor dood achter. Na een paar dagen beginnen de dorpelingen hun weldoener te missen en gaat er eentje eens kijken in Morts woning, waar hij het lijk van de kluizenaar ontdekt. Begga’s nonnen willen de goede man in hun kerk begraven en sturen een span ossen met een kar. Maar als de kist is opgeladen, weigeren de dieren ook maar een poot te verzetten. Totdat een van de omstaanders voorstelt de dieren zelf hun bestemming te laten kiezen. Dat helpt meteen en je kan al raden waar de tocht heen leidt. Precies, naar de Sint-Janskerk van Huy, waarin Mort tussen twee pilaren van het schip wordt begraven.

Maar we zouden nooit over de enkel lokaal bekende Mort hebben gehoord, wanneer daar in 1466 niet Gerard van Gingelom was geweest. Hij is onderprior in het Sint-Laurentiusklooster van Sint-Truiden, maar wanneer in die streek weer eens een oorlogje woedt, vlucht Gerard naar Huy en op een tocht door de streek stuit hij op de volkse overleveringen rond Mort. Hij tekent al die verhalen op in een manuscript dat in de Luikse Saint-Laurentabdij terechtkomt en vandaar in de Koninklijke Bibliotheek van Brussel is beland. Gerards geschrift maakt Mort wat ruimer bekend in geestelijke kringen en in 1621 wordt onze kluizenaar heilig verklaard en wordt de Haillotse kapel gebouwd op de plaats waar hij overleden is. De eerste zondag van augustus werd daar een processie gehouden en dan stroomden de bedevaartgangers uit de Condroz en de Famenne massaal toe. Vandaag gaat dat er heel wat kalmer aan toe, Sint-Mort heeft het nimmer tot landelijke bekendheid gebracht, vandaar dat het weinig zin heeft zijn naam als Sint-Dood te vertalen, want als je daarnaar vraagt zal enkel schouderophalen je deel zijn.

Naast de kapel in Haillot kent ook de kerk in Huy, waar Mort immers begraven is, heel wat toeloop, want de heilige is gespecialiseerd in genezing van jicht en tandpijn, plus nog een handvol andere aandoeningen als het zo te pas komt. Intussen wordt Sint-Jan als patroonheilige van de Huyse kerk bedankt, want vanaf eind 12de eeuw valt deze kerk onder supervisie van het Ardense kapittel van kanunnikessen, die de kerk in 1216 Saint-Mort gaan noemen, al is de man dan nog geen erkend heilige, oefent hij dus lichtelijk illegaal de mirakelkunde uit. Maar de nonnen hebben ervoor gezorgd dat de romaanse kerk rond die tijd is vervangen door een gotisch gebouw met een hogere dwarsbeuk en een aparte kapel. Vandaag wordt het authentieke dak dendrologisch gedateerd tussen 1225 en 1244 en dan wil je na zo’n bouwcampagne natuurlijk wel dat de patroonheilige enigszins aan jou gelieerd is.

Bij de bevolking van Huy en omstreken wordt echter een ruime eeuw later nog een derde naam gebruikt: Notre Dame de la Vignette, waarbij vignette je aan wijn moet doen denken. Rond 1322 zijn er namelijk wijngaarden aangelegd op de heuvels rond Huy. Maar als die wijnbouw later weer verdwijnt – op klimaat kan je nu echt niet rekenen, hè! – komt de eerdere naam terug in zwang en dus spreken we vandaag opnieuw van de Sint-Mortkerk.

Bij de archeologische opgravingen die in 1993 hebben plaatsgevonden, is ook ontdekt dat er rond deze kerk nogal wat graven van pasgeborenen en jonge kinderen lagen. Dat laat veronderstellen, dat hier inderdaad mensen heen kwamen voor de opwekking van doodgeboren baby’s. De kerkhofmuur is in 1796 bij de komst van de Fransen afgebroken. En in 1811 volgde het neerhalen van de zuidelijke zijbeuk om aan die kant de weg langs de kerk breder te maken. Die zijde van het gebouw is toen afgesloten met een bakstenen opvulling tussen de zuilen, geïnspireerd op de nabije Sint-Remigiuskerk. De kerk wordt dan de kapel van het Burgerlijk Gasthuis en is sinds 1993 onderdeel van het Centre hospitalier régional van Huy. Na restauratie zal het gebouw dienen als vergaderzaal, medische bibliotheek en archief van het hospitaal, maar er wordt gezorgd dat de archeologische vondsten zichtbaar blijven.

Het meubilair van de Sint-Mortkerk is samen met de relieken van de heilige voorlopig terechtgekomen in de kelders van het Stedelijk Museum, enkele beelden hebben onderdak gekregen in de schatkamer van de Collegiale Onze-Lieve-Vrouwekerk van Huy. Ja kijk, zo’n heilige die niet geconventioneerd is en het bestaat om gratis tandpijn en andere aandoeningen te verhelpen, die wil je natuurlijk liefst zo ver mogelijk van je kliniek houden …









Sponser
Belgium
View
Home
Bronnen
Privacy