Vermoedelijk werd de eerste kerk van Grimbergen door Walterus de Grimbergis (Wouter van Grimbergen) opgericht. Hij is de eerste der Berthouts, de latere machtige heren van het land van Grimbergen en Mechelen die in een betrouwbaar document vermeld wordt. Walterus de Grimbergis stierf rond 1120. Zijn zonen schonken de Grimbergse kerk aan de volgelingen van de Heilige Nobertus. De start zou echter bijzonder moeizaam verlopen. De kerk werd opnieuw even eigendom van de Berthouts, maar zou in 1132 definitief eigendom van de Norbertijnen worden. Het klooster werd echter reeds in 1142, bij gelegenheid van de Grimbergse oorlog, volledig platgebrand.
Ook de tweede helft van de 16e eeuw bracht donkere wolken boven het voortbestaan van de abdij. Grimbergen bevond zich immers in het strijdgewoel van de opstand der Nederlanden tegen de Spaanse Bezetting. De abdij werd hierbij weer verwoest, en had zware schulden (voornamelijk door de oorlogsschatting). Rond 1600 werd de abdij nogmaals heropgebouwd en begon zij te herleven. Op 13 april 1660 werd de eerste steen van de huidige abdijkerk gelegd. Tussen 1664-1667 werd de toren opgetrokken. De plannen komen van pater Gilbert van Zinnicq.
Na de Franse revolutie werd de volledige inboedel verwijderd en weggevoerd. De gebouwen zelf werden in 1798 verkocht. Dankzij het verzet door de burgers van Grimbergen werd echter besloten de kerk en de pastorie niet te verkopen. De andere abdijgebouwen werden afgebroken en verkocht als bouwmateriaal. De inboedel van de abdijkerk werd op vraag van de provisor van de abdij volledig opgekocht door parochianen.
Bij de Belgische onafhankelijkheid in 1830 bleef van de oorspronkelijke abdij niet veel meer over. In 1831 werd aanvang genomen met het heropbouwen van de abdij. Tot 1845 verbleven de kloosterlingen in een bouwvallig huisje. Later werd geleidelijk de huidige abdij gebouwd. Er werden ook nog heel wat noodzakelijke herstellingen aan de abdijkerk uitgevoerd.
Zoals vaak bij abdijkerken, is het koor erg lang. De onafgewerkte toren bevindt zich aan de kant van het koor. Het schip van deze kerk is bijna helemaal opgetrokken uit witte zandsteen. Het gebouw geraakte echter nooit helemaal afgewerkt, wat de schrale noordgevel verklaart. Het was de bedoeling dat de koepel in het midden van de kerk zou staan.
Het bier 'Grimbergen' is een abdijbier, en geen trappist. Het verschil tussen abdijbier en trappist is dat trappist binnen de abdij zelf gebrouwen wordt, terwijl abdijbier bier is dat met een abdij te maken heeft (maar niet binnen de abdij zelf gemaakt wordt). De brouwerij van de abdij bevond zich lager, aan de Maalbeek. Het bier dat werd gebrouwen was een typisch bruin bier. Opvallend aan het Grimbergse abdijbier is dat van bij het begin enkel kwaliteitsgranen werden gebruikt (en geen haver). Dit was mogelijk dankzij de vruchtbaarheid van het land, en de toevoeging van een grote hoeveelheid hop.
Samen met de afschaffing van de klooster (bij de Franse Revolutie) verdween ook de brouwerij. Bij de latere heroprichting van de abdij werd er geen brouwerij meer voorzien. De Optimo Bruno werd echter nog wel op bestelling gebrouwen door de heren Janssens en Peeters. In 1958 werd besloten om met de brouwerij Maes de Grimbergen op de markt te brengen.
De abdijkerk bevat een aantal interessante schatten.
De preekstoel wordt toegeschreven aan Hendrik Frans Verbrugghen. De ene figuur stelt de Heilige Augustinus voor, met een pen in de rechterhand en een boek met de woorden 'Contra Pelagianos' in de linkerhand. De tweede figuur is de Heilige Norbertus. Achteraan bevindt zich de duivel boven een liggende figuur die een ketter voorstelt. Op de hoekpilasters staan de gevleugelde symbolen van de Evangelisten. Bovenop een medaillon van Sint-Servaes. Op de hoeken staan vier engeltjes met de attributen van de kardinale deugden: spiegel (voorzichtigheid), weegschaal (rechtvaardigheid), teugels (matigheid) en een zuil (sterkte).
Ook het altaar wordt toegeschreven aan Hendrik Frans Verbrugghen. De lichte figuur stelt Sint-Servaes voor. Ze is uitgevoerd in gemarmerd en verguld hout. Sint-Servaes bedwingt met zijn staf een draak, die een symbool is voor de ketterij.
Er hangt een kopie van een schilderij van Rubens waarvan het origineel in het Louvre hangt : de Triomf van de Eucharistie over Wijsbegeerte, Wetenschap, Dichtkunst en Natuur. Dit wordt toegeschreven aan Gaspar de Craeyer, één van Rubens beste leerlingen. Geloof in een wagen, getrokken door Engelen, man met baard, boek en wereldbol die de Wetenschap voorstelt, de grijze Wijsbegeerte, de gelauwerde jongeling Dichtkunst en de vrouw met vier borsten, Natuur. De kleurling die we achteraan zien, symboliseert de nieuw ontdekte werelddelen.
Er staat ook een orgel.
Français English
|