Origineel hoorden de gebouwen van het Grootseminarie bij de door de Cisterciënzers gestichte Duinenabdij van Koksijde.
In 1623 kochten de Cisterciënzers het Brugse refugehuis van de abdij Ter Doest. In 1627 verlieten ze definitief hun adbij in Koksijde om zich binnen de veilige stadsmuren van Brugge te vestigen. Tussen 1628 en 1642 werd het refugehuis een volwaardige abdij.
In 1755 werd de oude abdijkerk vervangen door een driebeukig, classicistisch kerkgebouw met een halfronde koorapsis en een vierkante klokkentoren.
De voorgevel in blauwe hardsteen wordt geleed door klassieke pilasters. De eenvoudige, rechthoekige ingang wordt geflankeerd door 2 rondbogige beeldnissen. Boven het portaal bevindt zich een driehoekig fronton, voorzien van beeldhouwwerk. Het venster daarboven heeft als bekroning een gebogen fronton. Boven de zijbeuken zijn opengewerkte balustrades geplaatst.
Het intertieur getuigt van dezelfde, classicistische stijl. Gebundelde in- en uitspringende pilasters tussen ronde scheibogen verzorgen samen met geprofileerde kroonlijst voor een speelse ritmiek. Opvallend is ook de overwelving door middel van Boheemse koepels.
De abdij werd in 1796 afgeschaft, waarna in 1833 het complex als seminarie werd ingericht. Daarbij werden hier en daar verbouwingen doorgevoerd, en er werd een neiuwe voorvleugel toegevoegd in neoclassicistische stijl. De gevel van deze vleugel werd in 1948-1950 verbouwd in neobarok.
Français English
|