De bouw van dit stadhuis vatte aan in 1458. Dit is echter niet het eerste
stadhuis van Bergen. Het eerste 'huis van de vrede' (maison de la paix) zoals
destijds een stadhuis heette, bestond reeds in 1269.
Maar toen de monniken besloten een nieuwe, gotische Sint-Waudrukerk te
bouwen, halfweg de 15e eeuw, toen besloten ook de wethouders die de stad regeerden, dat
zij een nieuw stadhuis nodig hadden. Mattheus de Layens, verantwoordelijk
voor de kerk, kreeg ook de opdracht voor het stadhuis. Maar, gebrek aan middelen en
rumoerige tijden, verhinderden dat het gebouw dezelfde uitstraling zou krijgen als het
stadhuis van Leuven. In feite werd dit gotische stadhuis nooit afgewerkt.
Als je goed kijkt, dan zie je in de bovenhoeken van de voorgevel de aanzetten waarop de
hoektorens hadden moeten steunen. Maar zelfs de bovenste verdieping kwam
er niet. Binnen zie je ook de aanzet van wenteltrappen, die er nooit kwamen...
De centrale erker moest plaats ruimen voor een ijzeren
balkon. Het voorlopige dak werd in de 16e eeuw vervangen door een
definitief dak. In 1716-1718 werd de dakruiter van 'Trou en
Caffiaux' toegevoegd. Daarin hangt de banklok uit 1319, die uit
het eerste stadhuis kwam.
Het gebouw bleek snel te bekompen, en daarom werd reeds in de 16e eeuw een
vleugel bijgebouwd (met daarin o.a. de zaal waar de huwelijken
plaatsvinden). Ook tijdens de daarop volgende eeuwen werden ijverig extra vleugels
gebouwd. De 19e eeuw overspoelde het gebouw met neogotische ingrepen.
De gevel vertoont duidelijk zijn gotische kenmerken. De
spitsboogvensters met maaswerk en
drielobtraceringen, zijn bekroond met lijsten met
hogels en kruisbloemen. Hij is
opgetrokken uit zandsteen van Bray en Escosijnse steen.
Een bijzonder beeldje is de aap of 'Grote Wacht'. Deze ijzeren aap
dateert uit de middeleeuwen. Het is echter niet duidelijk waarvoor hij diende.
De originele, smeedijzeren sloten bestaan nog (deze zijn te bezichtingen
in het museum van Jean Lescarts). In het portaal van het
stadhuis zijn ze vervangen door een copy in messing. Het portaal zelf is
overspannen met kruisribgewelven, waarvan de
gewelfsleutels scènes voorstellen uit de juridische taken van
de wethouders.
Français English
|