Frits Schetsken: 'Medio 16de eeuw willen de inwoners van Visé graag een nieuw
stadhuis bouwen. Ze vragen daarvoor toelating aan prins-bisschop Gérard de
Groesbeeck, die over het prinsbisdom Luik regeert, waartoe hun stad behoort. De prins-
bisschop geeft zijn akkoord in 1574, maar al gauw blijkt dat de Visénaren de kosten voor
zo’n gebouw nogal optimistisch hebben ingeschat, zodat het nog een hele tijd zal duren
voordat ze het nodige kapitaal bijeen hebben. Uiteindelijk kunnen meester-metselaars
Mathieu Dozin en Herman Borlez in 1611 aan het werk, maar dan
schiet het snel op, zodat eind 1612 de twee burgemeesters van Visé hun nieuwe gebouw
kunnen inwijden. Het is twee verdiepingen hoog en opgetrokken uit tufsteen
en hout, met een ruim overstekende kroonlijst en een strooien dak, alles in
Maaslandse renaissancestijl, die op dat moment in het hele prinsbisdom in
zwang is. Er is gekozen voor tufsteen omdat lokale handelaren dat kunnen leveren, waar
baksteen van elders ingevoerd moet worden. In de loop van de volgende eeuwen wordt dat
hout toch vervangen door baksteen en het stro door dakleien,
men realiseert zich intussen het brandgevaar, zeker omdat het stadhuis op dat moment nog
tussen een rij flankerende woningen staat. Maar branden zal het toch, want Visé wordt op
15 en 16 augustus 1914 in brand gestoken door gefrustreerde Duitsers, die woedend zijn
omdat hun troepen de Maas niet over raken doordat alle bruggen vooraf vernield zijn. Niet
minder dan 600 woningen worden een prooi van de vlammen, waardoor er vandaag weinig
authentiek patrimonium in deze stad te bewonderen valt. Van het stadhuis staan alleen nog
enkele muren enigszins overeind. Bij de wederopbouw wordt de Luikse architect
Paul Jaspar ingeschakeld. Hij stelt in 1925 zijn plannen voor, waarbij hij
meteen een uitbreiding van het toch al te krappe stadhuis heeft bedacht. Er is enerzijds
het oude stadhuis, dat Jaspar in de historische 17de-eeuwse Maaslandse renaissancestijl
zal herbouwen. Maar daarnaast is er helemaal rechts het Maison de Sluse, tijdens het
Ancien Régime de woning van een van de notabele families uit Visé. Dat gebouw is eerder in
18de-eeuwse stijl en zo reconstueert Jaspar dat ook, waarna hij beide delen met een nieuw
tussenstuk in Maaslandse stijl verbindt. Toch geven ze de indruk van één geheel, dankzij
het afwisselend gebruik van gele tufsteen en dieprode baksteen. Meteen maakt Paul Jaspar
het oude stadhuis een verdieping hoger, waardoor het met zijn tentdak en bolvormige spits
34 meter hoog reikt. Boven de bol op het dak is een lantaarn
met een beiaard met 15 klokken geplaatst (1ste rij foto 3). Die
spelen om het kwartier een andere melodie. Op het uur hoor je ‘Où peut-on être mieux?’,
een bekende compositie van de beroemde Luikenaar André Grétry en hier het chauvinisme van
de Visénaren ondersteunend. Staat de grote wijzer op 3, dan klinkt ‘Air de tir des
Arbalétriers’ – het kruisboogschuttersgilde – en het andere gilde, de kolveniers, krijgt
zijn ‘Air de tir des Arquebusiers’ te horen op het derde kwartier. Elk half uur strooien
de noten van ‘Valeureux Liégeois’ zich uit over de stad, een door pastoor Ramoux
gecomponeerde wijs, ooit het strijdlied van de Luikse revolutionairen. Doordat Jaspar
voorstelde om enkele verwoeste huizen vlak voor het oude stadhuis niet te herbouwen, is er
nu een stadhuisplein ontstaan. Dat geeft de toegang tot het stadhuis wat ruimte om te
imponeren met zijn drie bogen. Voordat je erdoorheen wandelt even boven de twee middelste
pilaren kijken, waar je twee blazoenen ziet gebeiteld. Het ene is
van Frambach de la Haye (1ste rij foto 5), het andere van Denis de Marets de Charneux (2de
rij foto 3), de twee burgemeesters die in 1612 hun nieuwe gebouw konden inhuldigen en er
zelf ook financieel aan hebben bijgedragen. Hogerop tussen eerste en tweede verdieping
twee nissen, waarin Sint-Joris en Sint-Martinus staan, de patroonheiligen
van de gilden. Binnen leidt een trap uit blauwe hardsteen naar de trouwzaal op de
eerste verdieping. Beneden zijn naast die trap nog twee gevangeniscellen – voor partners
die een schijnhuwelijk wilden sluiten? Tien jaar nadat Jaspar het stadhuis van Visé uit
de as laat herrijzen wordt het als monument beschermd – in 1935.'
Français English
|