| Frits Schetsken:'De SintNog voor hij wordt geboren, verschijnt Ursmarus reeds aan zijn moeder. Een sterk 
staaltje, maar zijn naam betekent dan ook Fameuze Beer. Uiteindelijk komt hij op 23 
juli 644, of toch zeker in 645, ter wereld in het Franse dorpje Floyon, nabij de 
stad Avesnes, te zoeken in departement Nord-Pas-de-Calais. Eenmaal opgegroeid treedt 
hij in bij de benedictijnen en gaat op pad met Amandus, een missionaris die een flink 
stuk van Vlaanderen en Henegouwen doorkruist.In 697 of 689 - die kroniekmakers moeten eens duidelijk leren schrijven - stelt 
Pippijn II van Herstal hem aan als abt van het klooster van Lobbes. Ursmarus zorgt 
dat er in de kloosterkerk relieken van Petrus worden geïnstalleerd, maar 
dat houdt meteen in dat er geen monniken meer in dat gebouw begraven mogen worden. 
Dan maar even verder op een heuvel een nieuwe begraafplaats aangelegd en daar opnieuw 
een kerkje gebouwd, gewijd aan Maria, dus een Notre-Damekerk. Maria zal later plaats 
moeten maken voor Ursmer himself, want dat is nu de patroonheilige van die kerk. In 
711 zet abt Ursmarus een stapje terug voor zijn leerling Erminus, om twee jaar later 
op 19 april te overlijden in het Lobbesse klooster. Zijn overblijfselen worden in 823 
verheven, waardoor hij Sint-Ursmer wordt.
 In 1409 wordt hij meegenomen naar Binche, waar het kapittel van de abdijkerk van 
Lobbes heen vlucht voor oorlogsgeweld. Daar gaan ze in Binche nog profijt van hebben, 
want wanneer de Franse troepen in 1554 de stad belegeren, verschijnt Ursmarus 
plotsklaps op de later naar hem genoemde Sint-Ursmaruswal, het deel van de wallen 
tussen de Sint-Jacobs- en de Monspoort. Na zoveel jaar als lijk te hebben 
doorgebracht moet hij er vreselijk hebben uitgezien, waardoor de Fransen hals over 
kop de vlucht nemen. Dat gebeuren wordt jaarlijks in Binche met een Sint-
Ursmarusprocessie herdacht op de zondag het dichtst bij 19 april, de feestdag van 
onze heilige.
   
 De KerkRond 1150 laat graaf Boudewijn IV van Henegouwen een bestaande bidplaats vervangen 
door een romaanse kerk, gewijd aan Onze-Lieve-Vrouw. Deze Moustier Sainte-Marie, 
Heilige Maria Munster, had vermoedelijk een middenschip en een dwarsbeuk, plus een 
toren. De kerk was gebouwd met grote steenblokken uit de plaatselijke groeven. De 
fundamenten van het koor, het onderste deel van de toren en een toegangsportaal in de 
westelijke muur van het schip is alles wat daarvan nog rest. Dat laatste wordt 
geflankeerd door twee zuiltjes, die een luifel ondersteunen. Als versiering is er een 
fries met bloemen en naïeve koppen.In 1409, tijdens de oorlog tussen Henegouwen en het prinsbisdom Luik, vlucht het 
Sint-Ursmaruskapittel van de abdijkerk van Lobbes naar het veiligere Binche. De 
Henegouwse graaf Willem IV van Beieren heeft Lobbes, dan in het prinsbisdom Luik 
gelegen, ingenomen en de kerkschat van de abdij meegevoerd als oorlogsbuit. Op 
aandringen van graaf Willem wordt het kapittel nu officieel naar Binche 
overgeplaatst, waardoor de Onze-Lieve-Vrouwekerk vanaf dan de Sint-Ursmarus 
kapittelkerk wordt. Acht relieken van heiligen hebben de reis van Lobbes naar Binche 
meegemaakt: de Sinten Ursmarus, Erminus, Theodulphus, Ulgistus, Amoluinus, 
Hydulphus, Sinte-Amalberga en de gelukzalige aartsbisschop Abel. Het kan dus niet 
uitblijven, de kerk trekt pelgrims aan en al spoedig worden er twee zijbeuken in 
zandsteen uit Bray aangebouwd. In 1458 wordt Ursmarus bovendien ook patroonheilige 
van Binche, noem het succesvol integreren.
 De Bourgondische hertogen, vanaf 1433 ook graven van Henegouwen, ontpoppen zich 
als milde weldoeners van het kapittel. Filips de Goede schenkt altaarstukken en 
Margaretha van York een kostbaar reliekschrijn. De koorafsluiting, een schijntransept 
met pleisterwerk ter vervanging van het oorspronkelijke houten tongewelf en diverse 
kapellen in Henegouwse gotiek, worden begin 16de eeuw aan de kerk toegevoegd. Tegen 
het vijfzijdige koor komt er aan de zuidkant nog een kapel bij, de Sacramentskapel. 
 De kerk lijdt, net als andere gebouwen, onder de plundering van de stad in 1554 
door de troepen van de Franse koning Hendrik II. Tussen 1554 en 1583 wordt de schade 
hersteld onder leiding van Jacques du Broeucq, echt wel de beste Henegouwse 
beeldhouwer-architect van zijn tijd. Het bovenste deel van de toren wordt geheel 
herbouwd. Maar het schip in renaissancestijl dateert pas van 1622 en dan krijgt ook 
de toren nog een sluitstuk met balustrade, lantaarn en een bol dak met een haan die 
met alle winden meedraait. 
 Een eerste grote renovatie vindt plaats in 1838. Er komt een nieuwe kerkvloer en 
de gisants – ligbeelden - worden naar het oude kerkhof overgebracht. Het huidige 
uitzicht dateert van de grote restauratiecampagne, die in 1896 start en tot 1899 zal 
duren. De Leuvense architect Pieter Langerock sloopt het bepleisterde bakstenen 
renaissancegewelf, omdat het de stabiliteit van het kerkgebouw ter hoogte van het 
koor in gevaar brengt. Daardoor worden de resten van het prachtige 12de-eeuwse 
tongewelf opnieuw zichtbaar. Nu ja, eigenlijk heeft Langerock het geheel gewoon 
gereconstrueerd. Bij deze restauratie is aan de noordzijde van het koor nog een 
kleine sacristie bijgebouwd. Sinds 1936 is de kapittelkerk een 
beschermd monument.
 Het Interieur:Zes pilaren van natuursteen uit Bray vormen de scheiding tussen de hoofdbeuk en beide 
zijbeuken. Aan elke zijbeuk zijn vier kapellen toegevoegd. Tijdens het Ancien Régime 
waren deze kapellen gewijd aan de patroonheiligen van de verschillende gilden en 
broederschappen die in Binche bestonden. Elk van hen kreeg de opbrengst van een goed, 
dat hen door een edelmoedig schenker ter beschikking was gesteld. Laat de rijken 
betalen was toen geen loos begrip.De rechter zijkapellen zijn, van achter af gezien, gewijd aan de Heilige Familie, 
Sint-Julianus, Sint-Sebastiaan en Sint-Jozef. In de linker zijkapellen vinden we 
Sint-Barbara, het toegangsportaal, Sint-Antonius-Abt en de Maagd Maria. Het eiken 
koorgestoelte in Lodewijk XV-stijl is een creatie uit 1778 van meubelmaker Fossons. 
De eikenhouten preekstoel is het werk van P. Lugnian en Ph. Jaufort, die kozen voor 
de Lodewijk XVI-stijl en dateert uit 1790-1791. De retabelpanelen zijn hergebruikt 
materiaal uit de 16de en 17de eeuw. De heiligenbeelden van gepolychromeerd hout 
stammen uit de 17de en 18de eeuw. Uit marmer is de doopvont uit 1677 en dus op 
eeuwenlang gebruik voorzien. 
 De aan Sint-Ursmarus gewijde kapel bevindt zich in de torenbasis. Tijdens het 
Ancien Régime werden daar de kostbare relieken in beschilderde kasten bewaard. Een 
groot deel van die schatten is tijdens de Franse revolutie in 1794 meegenomen. Je 
kunt er vandaag nog het 17de-eeuwse borstbeeld van Sint-Ursmarus bewonderen, dat uit 
met zilver bekleed hout bestaat.
 Het meubilair van de kapittelkerk werd verrijkt met talrijke stukken, die vroeger 
in de Sint-Andrieskapel op het oude kerkhof werden bewaard. Links tegen de westelijke 
achterwand een gepolychromeerde graflegging met vijf figuren in kalksteen uit 
Avesnes, daterend van eind 15de eeuw. De beelden zijn gedeeltelijk verminkt, maar 
toch maakt de uitzonderlijke kwaliteit van het ensemble er een meesterwerk uit de 
Zuidelijke Nederlanden van. Over het lichaam van Christus buigen zich in het midden 
de apostel Johannes, Maria en Maria-Magdalena. Naast hen staan een engel en een 
onherkenbare apostel. 
 In de aangrenzende kapel een gepolychromeerde lijdende Christus aan het kruis uit 
de 16de eeuw. Vooraan in deze zijbeuk een Christus op de koude steen met het 
raadselachtige opschrift Prie-Dieu de Sa Majesté. De inwoners van Binche
geloven graag, dat het hier gaat om een beeld uit de hofkapel van Maria van 
Hongarije. 
 Een vroeger veelkleurig beschilderd eikenhouten Christusbeeld van een calvarie is 
tussen 1470 en 1480 in een Antwerps atelier vervaardigd. In de voorlaatste kapel 
rechts een eiken piëta - Onze-Lieve-Vrouw van Mededogen - in gotische stijl. Het komt 
uit een Antwerps atelier en wordt rond 1511 gedateerd.    
 Achterin boven de westelijke ingang is het marmeren Lodewijk XVI-doksaal uit 1592 
aangebracht, dat vroeger tussen het koor en de middenbeuk stond. Er is een schild op 
afgebeeld, waarrond de keten van het Gulden Vlies hangt. Het wapen zelf is bij de 
Franse revolutie vernield, het zou om dat van koning Filips II kunnen gaan. Dit 
doksaal is vermoedelijk een werkstuk van Thierry Bidart. In 1907 is er een orgel uit 
een Berlijnse synagoge op geplaatst. De glasramen in de Sint-Ursmaruskerk zijn niet 
zo oud als ze eruit zien, uit 1850, maar wel gebaseerd op enkele bewaarde gotische 
fragmenten, die als voorbeeld hebben gediend.
 De kerkschat heeft drie 19de-eeuwse reliekschrijnen als toppers, waarvan de inhoud 
zoals gezegd is meegebracht uit Lobbes in 1409 en aan het vandalisme van de 
revolutionaire Fransen ontkomen. Een met zilver en koper bedekt houten schrijn in de 
vorm van een arm zou een stukje arm van Sint-Jacob bevatten, plus fragmenten van de 
schedel van Sint-Adrianus en nog wat armdeeltjes van Sint-Denijs – die heilige 
die met het hoofd in zijn handen nog wat voortliep van het Parijse Montmartre tot 
Saint-Denis. Nog zo’n met zilver bekleed armreliekschrijn bevat een stuk been van 
Sint-Pieter, terwijl een relikwiekastje in kruisvorm een stukje hout bevat van het 
Ware Kruis, geschonken door Margaretha van York, weduwe van Karel de Stoute. Die 
splinter zou dus afkomstig zijn van Golgotha, waar Helena, de moeder van de Romeinse 
keizer Constantijn, die het christendom heeft gepromoot, het zou hebben gevonden op 
een soort archeologische zoektocht. En vormt dat geen mooie afsluiting van uw tocht 
door deze kerk?
'
 Oude eigen Belgiumview tekstReeds in de twaalfde eeuw stond hier een romaans 
kerkje.  
Van dit kerkje rest enkel nog het westportaal, de binnenzijde van de 
toren en de noordelijke muur van het koor. Dit oorspronkelijke kerkje 
bezat slechts één centrale beuk.
 Later werden er zijbeuken toegevoegd en kreeg de kerk een homogeen 
gotisch uiterlijk. De punten van de daken werden versierd met 
opvallende kruisbloemen.
 Voor de ondermuur van het gebouw en de raamdorpels werd gebruik 
gemaakt 
van stenen uit Bray, een dorpje iets verderop.  De rest van het gebouw werd 
opgetrokken in Escosijnse steen.
 In 1409 werd het kapittel van Lobbes overgeplaatst naar Binche.  Dit betekende dat 
de 
kerk werd omgevormd tot de collegiale kerk ter ere van de heilige Sint-
Ursmer.  De zijbeuken dateren uit deze periode. Deze zijbeuken bestaan uit vier 
traveën.
 In de eerste helft van de 16de eeuw werden gotische constructies toegevoegd. Zo 
werden bijvoorbeeld de kapellen toegevoegd en de 
koorsluiting. De kapel van het 'Saint-Sacrement' is afgescheiden van 
het schip door een kolom die een arcade in 
ogivevorm ondersteunt. 
 Het schip werd in 1622 heropgebouwd in renaissancestijl.  Op het 
einde 
van de 19de eeuw kwam het originele ribgewelf van het middenschip terug 
te voorschijn na het verwijderen van het renaissancegewelf.
 De toren uit bestaat uit drie delen.  De basis werd uitgevoerd in plaatselijke 
zandsteen en bevat een gotisch raam van de tweede helft van 
de 15de eeuw.  De verdieping erboven werd opgebouwd rond 1583 in 
baksteen en bevat vier galmgaten. Het 
bovenste gedeelte van de toren werd bekroond met een stenen 
balustrade en een lantaarndak met 
leisteen in 1621.  Op het bolvormig 
torendak staat de windhaan. 
 De zijaltaren werden in de 18de eeuw uitgevoerd uit 
eikenhout in barokstijl.
 De eiken preekstoel in Louis XVI-stijl werd gemaakt 
door 
P.Lugnian en Ph.Jaufort in 1790-1791.
 Het koorgestoelte werd in Louis XV-stijl uitgevoerd 
door 
Fossons in 1778.
 De lambrisering van de Sint-Antoniuskapel in één van de zijbeuken en 
de 
verschillende biechtstoelen zijn eveneens in Louis XV-stijl uitgevoerd. 
 Het in witte steen en marmer uitgevoerde doksaal is 
renaissance.  Het dateert van 1592.  In 1907 werd hierboven het orgel 
geplaatst.  Het komt uit de grote synagoge van Berlijn.
 In polychroom hout vindt u hier een Christus op een kruisbeeld (begin 16de eeuw).
 Vermeldenswaard is ook de piëta van de Antwerpse school uit 1511.
 De meeste beelden dateren uit de 17de eeuw (met uitzondering van het beeld van 
Sint 
Arnold dat uit de 18de eeuw is).
 
 De marmeren doopvont dateert uit 1677.
 De wijwatervaten zijn in blauwe steen uitgevoerd op het einde van de 
16de eeuw, begin 17de. 
 De kerkschat van Sint-Urmer bestaat uit zeer kostbare stukken 
waaronder 
drie prachtige relikwiekasten.  Die van Sint-Pieter is van zilver met 
een roodkoperen gegraveerde en vergulde basis.  De tweede is eveneens uit zilver met 
verguld koper, versierd met edelstenen. Beide stukken dateren uit de 13de eeuw.  Zij 
staan in de kerk sinds 1409 en zijn afkomstig uit het kapitel van Lobbes.
 De derde relikwiekast is die van het Heilig Kruis.  Hij heeft de vorm van een 
kruisbeeld en is bezet met edelstenen.  Het was een gift van Margaretha 
van York aan het kapitel van Saint-Ursmer.
 In de kerkschat vind je ook oude kelken, een beeld van de Heilige 
Maagd 
uit de 17de eeuw, en nog heel wat meer.
 Meer info op www.binche.com.
 
 Français
 English
 
 
 
    
 
 |