André Theunis: 'Je suis né dans la maison Jonathas en 1952 et je suis Luthier. Un
violoncelle de ma fabrication vient d'être joué par Claire Goldfarb le 27 septembre,
dans le grenier dans lequel, enfant, je jouais ! Pour voir plus d'infos sur le
Luthier: http://www.violons.eu/'
Frits Schetsken: 'De naam van dit huis houdt verband met het Brusselse Sacrament
van Mirakel, dat teruggaat tot een periode waarin de joden ook in die stad werden
vervolgd.
Jonathas is een rijke Joodse koopman die in de 14de eeuw in dit huis zou hebben
gewoond. Hij haalt in Brussel een joodse kennis, Jan van Loven, over om samen met een
aantal medestanders hosties te gaan roven uit de Sint-Catharinakapel in Sint-Jans-
Molenbeek. Ze stelen zestien hosties en verbergen ze in Jonathas' huis. Kort nadien
wordt Jonathas vermoord gevonden in de buurt van Edingen, waarop zijn weduwe dat als
een hemelse straf interpreteert en de hosties terugbrengt naar de Brusselse joden.
Zij doorsteken op Goede Vrijdag van 1370 de hosties met dolken en er vloeit bloed
uit. De daders worden gevat en terechtgesteld en de nakomelingen van Jonathas worden
ook door allerhande rampspoed getroffen. In Brussel wordt een processie ingesteld van
het Sacrament van Mirakel, die nog eeuwenlang zal uitgaan en zo het legendarische
verhaal in leven houdt.
Het huidige Jonathashuis steunt op romaanse kelders van een rond
1150 door Hugo van Edingen gebouwde donjon. Die stond op een in de
rivier de Odru uitstekend stuk grond en werd omgeven door een muur en een gracht.
Eind 12de eeuw neemt graaf Boudewijn van Henegouwen deze versterking in, die dan door
Hugo's zoon wordt verdedigd. In 1194 wordt de donjon afgebroken, maar het blijft
onduidelijk wat er direct nadien mee is gebeurd.
Later bouwt op die plek Johan Rousseau, burgemeester van Edingen en later algemeen
ontvanger van de streek van Edingen en Rebecq, een woning met een hoge bakstenen
puntgevel. In de eeuwen daarna wordt het huis een opslagplaats voor
huiden, voor tonnen, wordt het verbouwd tot brouwerij en begin 20ste eeuw is er enige
tijd een jeneverstokerij in gevestigd. De laatste eigenaar, Elie Theunis, verkoopt
het in 1962 aan de stad Edingen.
Omdat Edingen op dat moment geen enkel gebouw voor culturele activiteiten bezit,
krijgt de aankoop een bestemming in die richting. Daar is een restauratie voor nodig
die in maart 1980 start. De werfleider dacht met een huis uit de 16de eeuw te maken
te hebben, maar gaandeweg verschenen er resten van een veel oudere datum. Er werd al
geschreven dat het zou gaan om de belangrijkste 12de-eeuwse donjon van heel Wallonië
en ver daarbuiten. Dat was wellicht wat hard geroepen, maar het resultaat was een
aanpassing van het restauratiedossier en helaas ook de kosten.
In april 1982 kon het gebouw worden ingehuldigd als nieuw cultureel centrum, met
op het gelijkvloers het Museum van de Edingse Tapijtnijverheid (Musée
de la Tapisserie d'Enghien). Men had inmiddels bij een Londense antiquair vijf
Edingse
Verdures met stoeiende kinderen kunnen aankopen, die nu samen met nog drie andere
Edingse tapijten uit de 16de eeuw en twee Brusselse 17de-eeuwse wandtapijten hier te
zien zijn. Daarnaast is er een collectie meubels, schilderijen en zilverwerk uit het
vroegere gasthuis van de zusters augustinessen. En de hosties? Daarvoor
moet je naar de Sint-Nicolaaskerk, waar in 1931 door Camille Wybo een glasraam is
geplaatst met scènes uit die legende, in de Sint-Annakapel. '
Français English
|