De huidige Couchezmolen (ook 'Witte Molen' genoemd) werd pas in 1870 gebouwd. Hij werd
echter voorafgegaan door een olierosmolen en een kleine standerdmolen.
Vanaf 1830 woonde een zekere Jan Couchez op de grootste boerderij van Zarren. Het
was een vooruitstrevende boer, die zijn productie aan oliehoudende zaden voldoende
groot vond om ze zelf tot olie te verwerken. In 1837 kreeg hij de toestemming om een
koren- en olierosmolen te bouwen. Hij maakte geen gebruik van zijn toestemming om graan
te malen (installatie is erg verschillend van die voor olie), maar hij bouwde wel een
olierosmolen. Hij werd echter snel ontevreden over de resultaten van zijn olierosmolen:
het werk nam teveel tijd in beslag en de productie viel tegen. Op 15 september 1845
stuurde hij een verzoekschrift om zijn rosmolen tot windmolen om te mogen bouwen. Om
één of andere reden werd echter de olierosmolen behouden, en werd een kleine, extra
graanwindmolen bijgebouwd.
Na het overlijden van Jan Couchez in 1869, besloot de weduwe met de kinderen om
alsnog de oliestamperij en de graanwindmolen in één windmolen onder te brengen. Zij
bouwden de huidige molen op hun eigen grond (de voorgaande molens stonden op
pachtgrond). Het werd een hoge, bakstenen stellingmolen met 7 zolders.
Naast de molen kwam een 20 meter hoge schoorsteen ten behoeve van stoomaandrijving.
Een interessante anekdote is dat in 1885, Charles Couchez, 6 weken voor zijn
huwelijk, door de toen nog houten stelling zou vallen. Hij hield aan zijn val slechts
een gebroken been over.
De molen kwam ongeschonden uit de woelige oktobermaand in 1914. Helaas overleed
Charles Couchez aan typhus. Zijn zonen hielden de molen aktief, met verplichte hulp en
onder Duits toezicht. Gebruik makend van de stoominstallatie van de olieslagerij,
maakten de Duitsers er een elektriciteitscentrale van, inclusief
accumulatorenbatterijen. Deze voorzag de dorpskern van Zarren (waar veel Duitsers
ingekwartierd waren) van elektriciteit. Vanaf 1916 werd het vuur in de stoomketel
brandend gehouden door Russische krijgsgevangenen.
Ook het bevrijdigsoffensief in oktober 1918 werd goed doorstaan (uitzonderlijk voor
de streek).
Tijdens de volgende Duitse bezetting, op 14 april 1944, werd de molen tot monument
geklasseerd. In 1944 brak echter één van de wieken, waarna de molen het met nog maar 2
wieken moest stellen. In 1949 werd hij buiten bedrijf gesteld.
In 1967-1968 werd de molen vooral langs de buitenkant hersteld, en werd de
schoorsteen afgebroken, beide om een mooi uitzicht te bekomen. Na deze snelle
restauratie heeft de molen een aantal keer 'los' gedraaid, maar de klad kwam er snel
in. De eerste tekenen waren roodbruine strepen onder de stelling, veroorzaakt door
roest. De verdekkeringsplaten waaiden van de wieken af, en de stenen kuip begon af te
brokkelen. De neerslag kreeg vrij spel, en aan de westkant waren de houten vloeren
onbetrouwbaar geworden (door verrotting). De koppen van een aantal balken rotten weg,
en begin jaren 90 waren reeds 2 zolders uitgezakt. Het kruiwerk om de molenkap in de
wind te draaien was vastgeroest, en de molen werd bewoond... door vogels (oa. een
kerkuil).
In 1997 kon de eigenaar overhaald worden om de molen voor 1 symbolische frank voor
27 jaar te verpachten aan de gemeente Kortemark, die in ruil de molen grondig
restaureerde. Hij werd terug opengesteld tijdens de Open Monumentendag op 14 september
2003.
Met zijn kap op 25,5 meter hoogte (de romp is 21,5 meter hoog) is dit in 2003 de
hoogste molen in België. De Zandwegemolen (nu in restauratie) in Sint-Pieters (Brugge)
zal in 2004 even hoog zijn. Onderaan heeft de romp een diameter van 8,5 meter, bovenaan
4 meter. Onderaan is de gele bakstenen muur 66 cm dik, bovenaan nog 40 cm. De wieken
zijn 23,4 meter lang.
De gegevens komen uit een brochure die uitgegeven is door de Gemeente Kortemark ter
gelegenheid van de restauratie in september 2003 (samengesteld door Jos Demarée).
wim Hoornaert: 'ik heb een schilderij van couchezmolen waar de
elektriciteitscentrale op staat. Schilder is E Vansteelandt.' Gery Degraeve: 'Zeer mooie molen om trots op te zijn is ook gelegen in een mooi
landschap'André Denys : 'Ik woonde vroeger in de buurt,de molen was van bij
ons thuis goed zichtbaar.Mijn vader en Ernest Couchez waren verwoede pensjagers (met
lichtbak)Bij gunstig jachtweer seinde Ernest van op de gaanderij met licht naar mijn vader
ten teken dat zij konden uit jagen gaan .'
Français English
|