Deze Antwerpse kathedraal is een voorbeeld van Brabantse
gotiek uit de
Laatgotiek. Ze werd eigenlijk gebouwd rondom een romaanse
kerk
van 1124. Vandaar dat het grondplan onregelmatigheden vertoont wanneer je het
vergelijkt
met andere gotische kerken. Met het bouwen van het gotische gedeelte
werd
begonnen in 1352. Het duurde 170 jaar vooraleer de kerk in zijn huidige vorm
voltooid
werd. De romaanse kerk werd in 1487 afgebroken. Als bouwmeesters van deze grootste
kathedraal uit de Nederlanden noemen we Jacob van Thienen,
Peter
Appelmans, Jan Tac, Everard van Veeweyden en de
families
de Waghemakere en Keldermans.
Middenbeuk en kooroverwelving
dateren
van ca. 1391. De binnenruimte is een uitzonderlijk grote ruimte bestaande uit maar
liefst
7 beuken ondersteund door 48 prachtige
bundelpijlers. Boven de arcadebogen van het middenschip
zien
wij een pseudotriforium dat eigenlijk herleid werd tot een
borstwering.
In 1420 begon men met het bouwen van de linkertoren die
vandaag tot een hoogte van 123 m reikt en die in zijn tijd de hoogste was van de
Nederlanden. Deze toren deed dienst als belfort en werd dan ook
gefinancierd
door de stad Antwerpen. Tot op heden is hij eigendom van de stad. Vandaar dat je
soms
vlaggen ziet wapperen, hetgeen ongebruikelijk is voor een kerktoren.
De
rechtertoren of de eigenlijke kerktoren moest groter worden dan de eerste en werd
tien
jaar later aangevangen in 1430, maar hij werd slechts half afgewerkt. Het
hoofdportaal werd bekroond met een prachtige
wimperg.
Omdat de kerk werd gebouwd op vrij drassige gronden die toen nog buiten de stad
gelegen waren, werd extra zorg besteed aan de fundering van het gebouw. De architect
besliste naar verluid om gebruik te maken van koeienhuiden waarop de funderingen
geplaatst
werden.
Keizer Karel dacht eraan om de kerk nog te vergroten, en legde daarvoor in 1521 de
eerste steen, volgens de plannen van Rombout Keldermans en Domien de Waghemakere.
Dit kan
je vandaag nog zien in het patroon van de straten aan de oostkant van de kerk. In
1533
zorgde een ramzalige brand er voor dat deze plannen nooit werden uitgevoerd. Vooral
het
rijke interieur werd bijna volledig verwoest.
Enkele jaren later werd de kerk verkozen als bisschopszetel (katheder)
voor het dan nieuwe bisdom Antwerpen. Vandaar de benaming kathedraal.
De beeldenstormen van 1566 en 1581 hadden veel schade tot gevolg.
Tijdens het Franse bewind (Napoleon) werd de kerk volledig leeggeplunderd. Er was
zelfs
sprake van om de kerk volledig af te breken. Stadsbouwmeester J.Blom
slaagde erin om deze sloopplannen te doen uitstellen zodat de kerk ook dit bewind kon
overleven.
In de 19de eeuw werd de kerk bijna gedeeltelijk heringericht qua meubilair. Oude
meubelen werden aangekocht uit andere religieuze gebouwen en nieuw
neoclassicistisch en neogotisch meubilair werd besteld.
Uit
deze tijd stammen het koorgestoelte door F.Durlet,
verscheidene zijaltaren en tochtportalen. De magnifieke
preekstoel dateert nog uit 1713 en is van de hand van
M. van der Voort Sr. Je herkent in deze preekstoel de
christelijke
boodschap aan de vier werelddelen.
Het hoofdaltaar dateert uit 1824, en werd vervaardgid door J.Blom.
Het
Sint-Antoniusaltaar dateert uit de 17e eeuw, en herbergt een beeld door
Arthus
Quellin. Het Onze-Lieve-Vrouwealtaar werd in 1678 vervaardigd door Arthus Quellin
de
Jongere en Pieter Verbruggen. Er zijn biechtstoelen uit
de 17e
eeuw door Willem Kerricx, M.van der Voort en L.Willemsen.
De orgelkast dateert uit 1567, en werd in 1657 aangepast door Pieter
Verbruggen. Het orgel zelf is van P.Schyven.
Er bevinden zich een aantal merkwaardige grafmonumenten, zoals dit
van
Isabella van Bourbon (overleden in 1465) met een messing ligbeeld van
haar,
afkomstig uit de Sint-Michielsabdij uit Antwerpen. Het grafmonument van bisschop
A.Capello
uit 1676 werd door Arthus Quellin de Jongere gemaakt in 1676.
De kathedraal is wereldberoemd vanwege de schilderijen die je er vindt, zoals 'de
kruisoprichting' en 'de kruisafneming' van Pieter Paul Rubens. Maar er
hangen ook schilderijen door minder bekende meesters. We vernoemen de 'Bewening van
Jezus'
en 'Bruiloft van Cana' uit het laatste kwart van de 16e eeuw door M. de
Vos,
'15 bloedstortingen van Jezus' en 'Jezus bij de schriftgeleerden' door
Frans
Francken (2e helft 16e eeuw), 'Kruisafneming' door A. van Noort
(einde
16e eeuw) .
Sinds 1961 werd aangevangen met een grondige restauratie.
Clara Gerrits: 'Het verwondert mij ten zeerste dat niemand er weet van heeft,
dat er
vanaf het jaar 1928 en daarna in 1937 + - en 1960 restauraties werden uitgevoerd, aan
de
toren van de kathedraal door mijn vader Nestor Gerrits.'
John Lambrechts: 'Er is me vroeger altijd in de school altijd verteld dat deze
kerk
op ezelsvellen is gebouwd, opdat beter tegen vocht en ongedierte kon. En er
toenertijd
geen enkele ezel meer te vinden was in de omgeving van Antwerpen en kontreien. Deze
woorden komen uit mijn schooltijd, van mijn toenmalige leraar. En is me achteraf noch
bevestigd door andere personen, maar waar ik geen namen meer van ken. Wat ik nog wel
weet
dat deze gegevens stonden vermeld in een boek dat hij toen had voorgelezen.' Wie
kan
dit bevestigen?
Peter Stremes: 'Het gebruik van huiden was niet ongewoon om een bouwput enigzins
droog
en vooral werkbaar te houden. Het was het 'zeil' uit de middeleeuwen. Het verhaal van
het
zoontje van de meester-metselaar Mathias blijkt zéér hardnekking.'
Frits Schetsken: 'En waarom zouden we dat verhaal van Matthias niet meteen
vertellen?
De man die de aanleiding was tot het bouwen van deze kerk deed zelf immers niet
anders, de
ene parabel na andere. En zelfs de meest rigide atheïst gebruikt vaak nog
uitdrukkingen
die rechtstreeks uit deze Bijbelse verhalen geplukt zijn en via de beroemde
Statenbijbel
gemeengoed zijn geworden in de Nederlandse taal. Aldus: Als bouwmeester Peeter
Appelmans
in 1420 de noordertoren moet funderen, wil dat maar niet lukken. De muurdammen zakken
telkens weer weg in de drassige grond. Een van zijn opzichters, meester-metselaar
Matthias, ontdekt 'n oud handschrift waarin deze problemen worden voorspeld, maar ook
de
oplossing wordt voorgeschoteld. Zo'n reusachtige toren kan worden gefundeerd met
ossenhuiden, die het water tegenhouden. Onze opzichter wil echter deze primeur voor
zichzelf houden en spreekt er enkel met zijn vrouw over, in het bijzijn van de
kinderen.
Nu is de kleinste van dat kroost nogal loslippig, de concurrentie raakt snel op de
hoogte
van pa's bedrijfsgeheimen. Matthy, razend doch machteloos, laat zich door de duivel
verleiden zijn jongste spruit om te brengen. Maar de stem van zijn geweten begint zo
hard
te kelen, dat hij de stad ontvlucht. Jaren later vinden bouwvakkers bij het krieken
van de
dag aan de voet van de bijna voltooide toren een vreselijk verminkt lijk, gehuld in
pelgrimsmantel. Uit pure wanhoop is hun meester-metselaar teruggekeerd en heeft zich
van
de toren geworpen. Zonder benji-elastiek ... In hoeverre kerktorens op huiden
werden
gefundeerd is niet zo duidelijk. Het woord huiden lijkt zowel te slaan op
dierenhuiden,
als op platte stenen die daardoor op huiden leken. Wellicht is zo’n fundering op
ossen- of
koeienhuiden een combinatie van echte huiden ter hoogte van het grondwater met daarop
die
stenen ‘huiden’ als fundament. Maar dat het tot de volksverbeelding moet hebben
gesproken
is wel zeker. Variaties op bovenstaand verhaal spelen zich af bij de toren van de
Sint-
Janskathedraal in ’s-Hertogenbosch, de Martinitoren van Groningen, de Mariakerk in
Utrecht, de Oude Kerk in Amsterdam, de Sint-Lievens-monstertoren in Zierikzee …enz.,
enz.
Peeter Appelmans is zelf niet ver weg, je ontmoet hem aan de voet van de
zuidertoren,
de laagste van de twee. Hij is daar met zijn ploeg bouwvakkers nog altijd doende om
die
toren af te krijgen, want hij is nu slechts 65 meter hoog en afgedekt met een
provisorisch
dak. Maar ja, zoals elke Antwerpenaar weet, de zuidertoren is gefinancierd met de
bijdragen van de rijken, de hoge reus aan de noordzijde van de kerkingang is
opgetrokken
met giften van de armen. Die schijnt dus tot 123 meter de lucht in te priemen, zoals
iedereen zegt en schrijft. Maar wat dan te denken van de enige gedocumenteerde
meting die
we vonden: tussen 1827 en '29 restaureert stadsbouwmeester Pierre Bruno Bourla samen
met
Louis Serrure de Onze-Lieve-Vrouwetoren, waarvan zij in 1825 reeds de hoogte
nauwkeurig
hebben bepaald op 124,925 m. Heeft het stadsbestuur misschien geredeneerd: ‘Elke
Antwerpenaar kan tot drie tellen, laat ons het makkelijk maken om de hoogte van onze
toren
te onthouden, 1-2-3.’ Het monument voor Appelmans is redelijk recent. In mei 1935
komen
koning Leopold III en koningin Astrid hun Blijde Intrede houden in de Scheldestad en
bij
die gelegenheid wilde het stadsbestuur toch iets laten onthullen. Gelukkig stonden er
in
een stadsmagazijn nog wat beelden van Jef Lambeaux, die best een aardige groep
vormden.
Iedereen gelukkig, al duurde het koninklijke geluk niet langer dan 29 augustus van
datzelfde jaar, de dag van het auto-ongeluk in Küssnacht waarbij Astrid omkomt. Ga
mee
naar het westportaal, vergroot foto 1 van rij 1 en kijk met ons mee. Boven de
hoofdingang
prijkt zoals dat hoort een Laatste Oordeel. Maar hier wordt pas vanaf begin 20ste
eeuw
geoordeeld. Dit staaltje neogotiek is een ontwerp van Frans Andries
Durlet,
maar het wordt eerst 33 jaar na diens dood in steen vertaald door Jan
Baptist
van Wint tussen 1900 en 1903. Bovenaan troont God de Vader himself, links van
hem
knielt Maria met tussen hen in een engel met kruis, uiterst rechts zie je Johannes de
Doper met voor hem een engel die zijn staf vasthoudt. Onder God weegt aartsengel
Michaël
de zielen. Links wacht Petrus met de sleutels van de hemelpoort op keurig gekleed
volk,
rechts duwt Satan de bloteriken in de slokop van het hellemonster. Een verdieping
lager is
het links gejubel alom |